Uitgeput reed ik het schijnbaar verlaten gehucht binnen, als braaksel een naam had dan had het Zedenbeke geheten, dorp van maaidorsers, staalwerkers en tettenknijpers. Het restje asfalt en beton wat nog over was had de corrupte wegenbouwer hier op een hoop geflikkerd met de mededeling er maar een beetje weg van te maken, het volk had haar bonkige schouders opgehaald en nam nog een pint, achtergesteld vanuit onverschilligheid.
Het succes van de regionale industrie was aan Zedenbeke voorbij gegaan, even verderop, waar de familie Claes naam en geld had gemaakt met de productie van machines voor de slachtindustrie en maaidorsers en het uitbuiten van het volk, waren de zo typische wanstaltig uitbundige villa’s van de rijken op twee handen te tellen, achter protserige hekken met lange oprijlanen leek de zon zelfs West Vlaanderen met goudstof te bedekken, in Zedenbeke moest men het doen met de grauwe drab die er zelfs uit de kraan kwam waaruit moeders het water tapte om de wekelijkse stoof te maken van het restvlees van het abattoir aan de rand van het gehucht, waar Bulgaarse en Roemeense arbeidskrachten lange dagen maakten en het gegil van slachtvee met gemak hun drank gelach overstemde.
Het hart van Zedenbeke was het plein, waaraan het café annex videotheek, kantoor is keuken waar de zaken werden gedaan, drie maal animal love en 1 Hollywood klassieker, het is voor de verhuur, pientje meneer?
Hoe ik hier verzeild was geraakt is een kort verhaal, mijn intuïtie had me deze zeldzame keer in de steek gelaten, daar waar mijn neus en gezond verstand mijn ogen normaal gesproken de weg wijzen was het nu de naargeestige omgeving die mijn gemoed had verdwaald. Een lekke band had me hier staande gehouden, het malheur kreeg nog een zwarter randje toen bij nadere inspectie de velg van het achterwiel had moeten buigen voor de Vlaamse keien.Er zat niets anders op dan hier mijn kamp op te zetten, in de praktijk zou dat betekenen, hopen op een slaapplaats bij de locals, dat was immers de bedoeling, fietsen van de ochtend tot het avondschemer zonder doel of plan en hopen op de goedheid van de mens. In het café werd ik met wantrouwende blikken door de gasten aan de toog begroet, links in de hoek zat een man met zijn kin op de borst zijn roes uit te slapen, de muziek was iets te aanwezig en bovenal toepasselijk, de hit “door de wind” van de zangeres Ingeborg Sergeant schalde door de ruimte, dwars door mijn eigen misére heen en zelfs de warmste getuite glimlach die ik ooit zag van de dame achter de bar deed niets af aan de gedeelde smart van Ingeborg.
Met enige gekwetste moeite hees ik mijn vermoeide botten op de barkruk, de elleboog van mijn zwijgende boze buurman was op centimeters angstig dichtbij en weer was daar de lach toen haar hand mij het ongevraagde biertje reikte en haar blik me doorboorde. Bij binnenkomst was de naam van het café me ontgaan, het viltje onder mijn glas vertelde me dat ik in “Het geheim van Zedenbeke” was gestrand.
(word vervolgd)
BS2017
Geef een reactie